BV Nederland, not
In de Troonrede van 2023 kunnen we lezen: ‘De basis voor onze welvaart wordt iedere dag opnieuw gelegd door het innovatieve Nederlandse bedrijfsleven, van familiebedrijf tot multinational en van boerenerf tot Brainport Eindhoven. Het zijn de ondernemers die zorgen voor de financiële mogelijkheden om de grote maatschappelijke kwesties te kunnen aanpakken.’
Het beeld is duidelijk: een deel van de samenleving verdient het geld, een ander deel van de samenleving geeft het uit. Deze voorstelling van zaken lijkt volledig logisch en krijgt dan ook veel weerklank. Ooit werd deze kijk op het functioneren van de economie bondig samengevat met de term ‘BV Nederland’. Alsof de economie van een land op dezelfde manier functioneert als de winst- en verliesrekening van een BV. Laat duidelijk zijn: het idee dat een deel van de
samenleving het geld verdient en dat een ander deel het weer uitgeeft, is de grootst mogelijke flauwekul. Deze kijk op de economie verraadt diep onbegrip van
de werking van een economie.
Nog niet zo lang geleden zat in menig STER-blok een spannende achtervolging die eindigde met de vraag: ‘De politie greep de daders, maar wie reed ze klem?’
De kijker wist meteen: de politie kan niks zonder een VW-golf. Aan alle BV-Nederlanders zou ik willen vragen: ‘ASML ontwerpt geavanceerde chipmachines, maar wie leidde het personeel op?’ Of: ‘Campina haalt de melk op bij de boer, maar wie heeft de openbare weg aangelegd?’ Of: ‘Thales levert de nachtkijkers,
maar wie verdedigt ons land?’ En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Het punt is dit: een goed functionerende economie is het resultaat van een wederzijds respectvol samenspel van overheid en markt. Daarbij maakt én handhaaft de overheid de spelregels waarbinnen de markt haar gang mag gaan. En die spelregels zijn divers.
De overheid moet bijvoorbeeld publieke goederen voortbrengen want de kenmerken van een publiek goed zorgen er voor dat er geen prijs voor gevraagd kan worden als het er eenmaal is. De markt brengt publieke goederen daarom niet voort. Maar we willen toch met z’n allen beschermd worden tegen het wassende
water? Zonder fatsoenlijke dijkbewaking is het voor dat ‘innovatieve Nederlandse bedrijfsleven’ toch echt niet mogelijk om te ondernemen. Daarom neemt de overheid de strijd tegen het wassende water ter hand.
Ook netwerkdiensten zoals een landelijk dekkend elektriciteitsnetwerk of een Europees treinennetwerk worden maar moeizaam door de markt voortgebracht,
als dat al gebeurt. De extreme hoge vaste kosten vormen vaak een onneembare hobbel waardoor het weer aan de overheid is om deze netwerkdiensten met een grote maatschappelijke waarde voort te brengen. Het staat iedereen vervolgens vrij om tegen een redelijke prijs.
Maar ook als de markt goederen en diensten wél voortbrengt, dan zijn we er nog niet. Want de natuurlijke neiging van aanbieders om onderlinge prijsafspraken
te maken, moet krachtig worden bestreden. Net zoals misbruik van machtsposities. En als bedrijven willen fuseren dan is het toch echt aan de overheid om te bepalen of zo’n fusie wel in het belang is van de economie als geheel, en niet alleen in het belang van de fuserende partijen.
Kortom, een ‘innovatief Nederlands bedrijfsleven’ kan niet zonder een goed functionerende overheid. Winsten kunnen pas gemaakt worden nadat aan alle noodzakelijke voorwaarden is voldaan om een economie goed te laten functioneren. Noodzakelijke voorwaarden die door de overheid verzorgd worden en die bij geen enkele BV op de balans staan. Het hoofdredactionele commentaar in de vorige TEO citeerde losjes uit een ingezonden brief van een lezer die zich zorgen maakt over de vermeende eenzijdige blik in TEO op de werking van de economie: ‘En de particuliere sector – van éénmanszaak tot grootbedrijf – is toch de motor van de economie. Die zorgt voor belastingopbrengsten, waarmee maatschappelijke problemen kunnen worden aangepakt.’ Een ‘gevalletje BV-Nederland’ waar de lezers van TEO, de professionals die dagelijks voor de klas staan en leerlingen de beginselen van de het vak economie bijbrengen, vakkundig korte metten mee zullen maken.
Jeroen Hinloopen is lid van de directie van het Centraal Planbureau, hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdauteur en eindredacteur van Praktische Economie. Reacties naar: j.hinloopen@uva.nl