Opzij, opzij, opzij
‘Pap! Hij rijdt achteruit! Op de snelweg!!’ ‘Ja, dat merk ik ook.’ Ik hoopte dat onze chauffeur wist wat hij deed. Erg druk was het gelukkig niet, zo middenin de nacht. Voor alles is er een eerste keer. Ook voor een taxiritje waarbij de chauffeur achteruit over de vluchtstrook rijdt om alsnog een gemiste afslag te nemen. Omrijden zou teveel tijd kosten.
Het was duidelijk: onze chauffeur had haast. Ongelofelijke haast. In New York City heeft iedereen haast. De broodjesverkoper op de hoek van Times Square, de schoonmaker in de bioscoop, de medewerker van de kledingwinkel, de receptionist in het hotel, de taxichauffeur, ze zijn allemaal even behulpzaam, maar bovenal willen ze dat het opschiet, dat de gang erin
blijft. Zelfs de metro heeft weinig geduld. Die rijdt 24 uur per dag, zeven dagen per week, 365 dagen per jaar. Iedere tien minuten weer een ellenlange metrotrein die maar heel even stopt, waar mensenmassa’s in- en uit stappen, op weg naar hun volgende interactie. Niet alleen het aanbod heeft haast, de vraag ook. Eten in een restaurant duurt meestal niet langer dan een half uur, kleding wordt snel bekeken en soms ongepast afgerekend, al tijdens de laatste scène van een film verlaten mensen de zaal, in een museum wordt snel die selfie met dat wereldberoemde kunstwerk gemaakt, bij een Broadwaymusical lopen mensen te laat naar hun stoel, en als je om zeven uur ’s ochtends aan je ontbijt begint zie je de hardlopers het hotel weer binnen komen lopen.
De haast in New York is ongelofelijk, overal, en erger dan op menig andere plek in de wereld. Wat maakt New Yorkers zo haastig? Waarom lijken vraag en aanbod geen tijd voor elkaar te hebben? Het examenprogramma geeft antwoord: in New York is de prijs van tijd exorbitant hoog. Voor aanbieders én vragers.
Iemand die een kamer huurt voor $4.000 per maand, exclusief servicekosten, moet die duizelingwekkende huur iedere maand opnieuw verdienen. Met een gemiddeld New Yorks uurloon van $23 lukt dat niet. Daarom wordt er gegrossierd in prikkelcontracten. Schoonmakers worden bijvoorbeeld per schone filmzaal betaald. ‘Hoe lang je erover doet, maakt me geen bal uit, als het maar gebeurt. Je wilt meer zalen? Geen probleem. Je zult dan wel hard moeten doorwerken om al je zalen op tijd schoon te krijgen.’ Horecamedewerkers krijgen überhaupt geen loon. ‘Ik geef je geen salaris, ik geef je een kans om veel geld te verdienen. Hoe beter je bedient, hoe hoger de fooi, hoe meer je verdient. Geen fooi? Dan ook geen inkomsten.’
En in New York City is zóveel te zien en zóveel te doen dat een middagje luieren in Central Park al snel voelt als tijdverspilling. Je zit op een rondvaartboot over de Hudson en bedenkt dat je op dat moment ook in het MoMa had kunnen rondlopen, een Broadwaymusical had kunnen zien, een concert van Billy Joel had kunnen meemaken, bij een wedstrijd van de New York
Yankees had kunnen zitten, of van de New York Mets, of nog zoveel meer.
In New York wordt de prijs van tijd opgestuwd door aanbieders met enorme kosten en door vragers met enorme consumptiemogelijkheden. En daarom hebben New Yorkers haast, ongelofelijke haast.
‘How do you pay for the toll?’ vroeg ik de taxichauffeur. ‘Automatic.’ Hij wees op een kastje aan de binnenkant van de voorruit. ‘The toll station scans that device. I don’t need to stop at the toll gate. I just drive through.’
We naderden een rij nauwe tolpoortjes met daarvoor rijen wachtende auto’s. Het meest linker poortje was bestemd voor automatisch betalen. ‘I see our spot. And it’s free.’ Zonder vaart te minderen zwenkte de taxi naar links, de chauffeur keek even naar de rij auto’s die we passeerden, en gaf extra gas.
Jeroen Hinloopen is lid van de directie van het Centraal Planbureau, hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofdauteur en eindredacteur van Praktische Economie.
Reacties naar: J.Hinloopen@uva.nl