De Bovenbazen
Indien ik momenteel economen, politici en (centrale) bankiers oplossingen hoor aandragen om uit de huidige crisis te geraken, moet ik denken aan Albert Einstein: ‘Je kunt een probleem niet oplossen met de denkwijze die het probleem heeft veroorzaakt.’ Dit geldt in hoge mate voor onze economen, en in hun slipstream politici die blind varen op hun economische theorieën.
Met ‘huidige crisis’ doel ik niet op een economische crisis. Want vooralsnog groeit de economie nog (2,6 procent in het tweede kwartaal) en is aan de vraag naar personeel niet te voldoen. Het UWV keerde in augustus 2022 zelfs 3,1 procent minder uitkeringen uit.
Met name door de stijgende energieprijzen neemt wel de inflatie absurde proporties aan, met 17,1 procent in september van dit jaar. Een schrikbarende hoogte en prompt komen mevrouw Lagarde van de Europese Centrale Bank, de heren Powell van de Amerikaanse Fed en Knot van De Nederlandsche Bank met oplossingen uit de oude trukendoos, renteverhogingen. Oplossingen die doorgaans meer (neven)schade veroorzaken dan bijdragen aan de oplossing van het probleem.
Ze doen me denken aan een familielid van me, een door mij zeer gewaardeerd oncoloog. Een uiterst bescheiden man die uiterst belangrijke dingen doet. Ik mag hem graag uithoren en een van de dingen die hij mij ooit toevertrouwde was: ‘We kunnen bijna elke kanker genezen, echter de middelen die wij daartoe moeten gebruiken, veroorzaken vaak zoveel schade aan de overige organen in het menselijke lichaam dat we die middelen niet kunnen inzetten.’
Galbraith, Marx, Piketty en Mak
Het begint vaak bij de analyse van wat er aan de hand is. Daartoe is het zaak te putten uit wat door economen, sociologen, historici en filosofen reeds eerder is geanalyseerd. Lees ‘The affluent society’ van John Kenneth Galbraith (1958): ‘The economist does not enter into the dubious moral arguments
about the importance or virtue of the wants to be satisfied [..] he doesn’t pretend to compare mental states.’ Welke behoeftes zijn nu eigenlijk belangrijk? ‘Our productive energies are used to make things of no great urgency.’
Lees Geert Mak in ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’, indien je de situatie van de huidige boerenstand wilt begrijpen. De verkapitalisering van een van de meest belangrijke sectoren van onze economie en maatschappij, de productiesector van voedsel, wordt daar goed leesbaar beschreven.
Lees Marx die in deel 5 van ‘Het Kapitaal’ (1867) uitlegt hoe de verkapitalisering van de samenleving, ingezet aan het einde van de middeleeuwen, leidt tot een maatschappij waarbij eerst de macht ligt bij grootgrondbezitters (zoals adel, kerk en geestelijkheid) en vervolgens bij de kapitaalkrachtigen in de steden, zoals handelaren en kooplieden en dus bij de burgerij. Piketty doet in zijn ‘Le Capital au XXIe siècle’ (2013) deze analyse nog eens dunnetjes over en stelt op grond van bestudeerde inkomens- en vermogensverdelingen sinds de achttiende eeuw (en soms nog eerder) dat de rijken rijker worden, in zowel absolute als relatieve zin: het aandeel van arbeid in het nationaal inkomen daalt ten opzichte van het aandeel van het kapitaal.
Omdat bovendien de spaarquote hoger is voor grotere vermogens (consumptie is niet evenredig aan vermogen) neemt de ongelijkheid nog sterker toe. Daarbij veronachtzamen wij – en dan zijn we weer terug bij Galbraith en Mak – de publieke sector in meest brede zin van het woord. Deze draagt namelijk volgens economen het minste bij aan de groei van de economie.
Nadruk op zinloze producten
Inmiddels weten we dat het ontbreken van een gedegen en goed bezoldigde en georganiseerde publieke sector (politie, leger, onderwijs en gezondheidszorg) ertoe kan bijdragen dat de samenleving tot een halt komt. Door de verwaarlozing van de publieke sector komt de nadruk op de productie van doorgaans zinloze producten te liggen. Lees Vance Packard in de ‘Hidden persuaders’, uit 1957:
‘Eer, dit tijdperk van fabelachtige overvloed begon, werd algemeen aangenomen dat welvaart de klassenverschillen zou doen verdwijnen, of toch minstens sterk zou reduceren. Als iedereen zou kunnen genieten van de goede dingen des levens – zoals die door de grote producten worden gedefinieerd – dan zouden de wangunst en standsverschillen verdwijnen.’
‘De meesten van ons vonden dit een redelijk standpunt in die zuinige tijd van de dertiger jaren, omdat toen de verschillen in status maar al te duidelijk zichtbaar waren. Men kon zeggen wie wie was – op een stuk of wat stille armen na – door de manier waarop mensen zich kleedden, waarop zij aten en zich verplaatsen, en de manier waarop zij, als ze geluk hadden, werkten.’
De Bovenbazen
En dan het belangrijkste werk in deze opsomming: ‘De Bovenbazen’ van Marten Toonder uit 1963. ‘Werk slijtage in de hand, want dat bevordert de productie. Bevorder de verveling, dat schept behoefte aan nieuwe dingen. Roei de natuur uit, want natuur is de grootste vijand. Die vernieuwt namelijk zichzelf.’ Dit stelt een van de belangrijkste Bovenbazen in dit verhaal, AWS, een sigaar-rokende kikker. Strekking van het verhaal en verplichte kost voor alle economie-leerlingen: het is ongelijk verdeeld in de wereld. Sommige lieden hebben niets, en anderen hebben alles. Als men niets heeft, biedt het leven nog toekomst. Maar iemand die alles heeft, is alleen bang iets te verliezen.
Willem Landman is gedragseconoom met als specialisatie beleggingsadvies en financieel gedrag, auteur/publicist en wetenschappelijk onderzoeker.