Potentiële extrinsieke waarde
‘Papa? Mag ik wat vragen?’ Ik keek op uit mijn krant. Dochterlief had zich aan de andere kant van de keukentafel genesteld. ‘Het gaat over economie.’ Sinds enkele jaren weet ze dat de wereld van haar schoolvak economie en de wereld van haar vader raakvlakken hebben. En dat is handig. Want vragen kan altijd. ‘Natuurlijk. Waar zit je vast?’
‘Nou, het zit zo. Gisteren hadden we het in de les over de waarde van geld. Je weet wel, over het bedrag dat op een bankbiljet staat en de waarde van het papier waarop het staat.’ Ik knikte
instemmend. ‘Dat onderscheid is me bekend. Intrinsieke en extrinsieke waarde.’ ‘Ja, precies die. Nou, toen vroeg ik me dus af: hebben niet álle producten een intrinsieke en extrinsieke waarde?’
Professionele speelsheid
Praten met kinderen over economie lijkt me de favoriete hobby van iedere economiedocent. Het begint meestal met een onbewuste kernvraag. Een vraag die ontstaat uit pure logica en verwondering. Waarom zijn sierraden duur? Waarom maken ze geen lamp die nooit kapot gaat? Waarom moet je wel betalen voor boodschappen, maar niet voor school? Waarom gooien we spullen weg die het nog goed doen? Waarom is er uitverkoop? Waarom heeft niet iedereen een baan? Waar komt geld vandaan? Het antwoord volgt telkens uit de ijzeren logica van elementaire
economie. Meer dan een aantal goed begrepen basisconcepten zijn daar niet voor nodig. Aan de economiedocent de eervolle taak om met professionele speelsheid de juiste concepten op te voeren en iedere willekeurige context economische duiding te geven.
Economische magie
Daarbij wordt menig sprookje ontkracht. Zoals ogenschijnlijk magische natuurfenomenen geworteld zijn in elementaire natuurkunde, is economische magie meestal een uiting van aanbod en vraag op zoek naar elkaar. Maar het grootste economiesprookje is een afspraak. Een impliciete, wereldwijde afspraak. Een afspraak geworteld in geloof: de extrinsieke waarde van geld. Het paradoxale idee dat omslachtig beschreven stukjes papier van waarde zijn. Een sprookje ook dat met man en macht in stand gehouden moet worden. Als deze keizer geen kleren aan heeft, vervalt iedere beschaving tot barbarij. Of, zoals Keynes het samenvatte: ‘There is no subtler, no surer means of overturning the existing basis of society than to debauch the currency.
Beduimeld bankbiljet
Economiedocenten kunnen hun hart ophalen, de waarde van geld is onderdeel van het schoolexamen. Ik zou zeggen: stuur leerlingen het sprookjesbos in op zoek naar de oorsprong van deze mythe. Laat ze uitvogelen dat de extrinsieke waarde van geld onafhankelijk is van het gebruik en dat een beduimeld bankbiljet dezelfde koopkracht heeft als een vers bankbiljet. Maar dat er op geld wél afgeschreven wordt. En dat die afschrijving een eigen naam heeft: inflatie. En dat geld daarmee lijkt op andere kapitaalgoederen, dat de reële waarde niks meer of minder is dan de nominale waarde gecorrigeerd voor de afschrijving op de meetlat. En dat de extrinsieke waarde verdampt als er teveel op wordt afgeschreven. En dat de intrinsieke waarde juist dan tot recordhoogte stijgt.
Alle producten
Ik liet mondiale monetaire kwesties voor wat ze waren en vouwde mijn krant dicht. ‘Wat denk je zelf?’ ‘Nou, ik denk dus van wel. Maar ik weet dat niet zeker.’ Ik gaf haar mijn krant. ‘Hoeveel is deze krant waard?’ Ze nam het stuk papier aan. ‘Nou, voor jou meer dan voor mij.’ Ik vroeg door. ‘Maar is dat voor- of nadat ik ‘m gelezen heb?’ Ze dacht even na. ‘Tja, voordat je ‘m gelezen hebt. Nu is-ie helemaal niks meer waard. Net zoveel als voor mij.’ ‘Over welke waarde heb je het dan?’ ‘Over de waarde van het papier. De intrinsieke waarde dus.’ Ik knikte. ‘Helemaal goed. En voordat ik de krant gelezen had?’ ‘Tja, de waarde die jij eraan geeft. De extrinsieke waarde dus.’ Haar enthousiasme groeide. ‘Maar dan klopt het dus. Alle producten hebben een intrinsieke en een extrinsieke waarde!’
Vol ongeloof
Ze dacht verder. ‘Maar is dan het verschil tussen de extrinsieke waarde en de intrinsieke waarde gelijk aan de toegevoegde waarde?’ Ik keek geamuseerd. ‘Je zit warm. Bij de berekening van de toegevoegde waarde van eindproducten gaan we alleen uit van een wat hogere intrinsieke waarde en een wat lagere extrinsieke waarde.’ Ze stond op en wilde de krant weggooien. ‘Nee, laat die krant nog maar even liggen. Misschien dat je vandaag nog eens je telefoon neerlegt en rustig een stukje in de krant gaat lezen.’ Ze keek me vol ongeloof aan. ‘Daar zou ik niet teveel op hopen.’ Ik liet de krant toch liggen en dacht: ‘Er is ook nog zoiets als de potentiële extrinsieke waarde.
Jeroen Hinloopen is lid van de directie van het Centraal Planbureau en hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam.
Reacties naar: J.Hinloopen@uva.nl