Het vertrouwen teruggeven aan de maatschappij…
Het opleiden van leerlingen en leraren is een belangrijke taak met een grote verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid die, vooral de laatste jaren, veel druk met zich mee brengt. Volgens Biesta (2019) komt dit doordat er sprake is van paniek in de maatschappij over de kwaliteit van het onderwijs. Een paniek die een enorme behoefte creëert voor ”verbeteringen” in het onderwijs. Denk aan vragen als: ”Meer of minder lestijd?” of ”Zijn de 21eeeuwse vaardigheden noodzakelijk? De vraag is op basis waarvan die ”verbeteringen” in het onderwijs worden doorgevoerd? Is het op basis van onderzoeksresultaten of op basis van intuïties? Maar nog belangrijker is de vraag of die ”verbeteringen” echt noodzakelijk zijn.
Misconcepties
Nadat ik vorig jaar startte als onderzoeker bij het kenniscentrum van de Hogeschool van Amsterdam, merkte ik al snel aan de feedback van mijn promotor en copromotoren dat ik na tien jaar onderwijservaring, veel had leren vertrouwen op mijn intuïties. Het werken uit boeken tijdens de (leraren)opleidingen die niet altijd wetenschappelijk waren onderbouwd, het krijgen van workshops, trainingen die (helaas) vaak ook niet wetenschappelijk waren onderbouwd of de minimale onderzoekstijd die ik als docent kreeg, droegen hieraan bij. Ook bij mijn studenten van de lerarenopleiding merkte ik dat ze liever handelen op basis van hun intuïties in plaats van de aangereikte theorieën of wetenschappelijke artikelen. In breder verband droeg dit bij aan het ontstaan van de huidige misconcepties oftewel overtuigingen in het onderwijs, die vaak haaks stonden op de wetenschappelijk bewijzen en/of theorieën (De Bruyckere, Kirschner en Hulshof, 2019; Taylor, 2017; Weinstein, 2018). Het succes van de boeken ” Understanding How We Learn” (2018) of ”Juffen zijn toffer dan meesters” (2019) zijn hier dan ook het bewijs van.
Barrières
Toch is het in de praktijk voor leraren en studenten erg moeilijk om dit soort misconcepties te achterhalen, omdat we simpelweg te maken hebben met barrières. Voorbeelden van die barrières zijn tijd, kennis en geld. Zo dienen leraren en lerarenopleiders veel tijd te investeren in het zoeken naar bruikbare (gratis/toegankelijke) onderzoeken, het begrijpen van onderzoeksmethodes en/of cijfers en wetenschappelijke teksten (Weinstein, 2018). Hierdoor is een open-acces (vrije toegang tot wetenschappelijke informatie) voor het onderwijs dan ook een must, met daarbij een duidelijke uitleg. Tegenwoordig kunnen we hier gelukkig veel goede voorbeelden van terug vinden, zoals het handige praktijkboek “Op de schouders van reuzen” van Kirschner et al. (2018), blogs en handige video’s (Weinstein, 2018) met daarin uitleg van wetenschappelijke theorieën.
Toch is dit niet voldoende om de druk op docenten en de paniek in de maatschappij terug te dringen. We moeten daarvoor zoals Biesta (2019) formuleert in zijn laatste artikel ” What Kind of Society Does the School Need?” af van een impulssamenleving en doorgroeien tot een democratische samenleving. Een democratische samenleving die begrijpt dat niet alle behoeften kunnen en moeten worden bevredigd door scholen en professionals. En om dit voor elkaar te krijgen dienen wij ons te
beschermen en - zoals Biesta zegt – ons te verzetten tegen sommige ”verbeteringen” die de samenleving van onze scholen en daarmee van ons leraren eist.
Want net zoals Biesta geloof ik er ook in dan we juist op deze manier de samenleving kunnen dienen, opnieuw kunnen genieten van ons onderwijs en het vertrouwen kunnen teruggeven aan de maatschappij.