Modelmatig denken
De haven was realistisch. Het vliegveld ook. Een waarheidsgetrouwe modeltrein verbond verschillende steden; Amsterdam, Washington, Kopenhagen, Parijs, het was allemaal nagebouwd. Zelfs scenes uit het Krugerpark ontbraken niet. We waanden ons in een driedimensionale Bosatlas waarbij we moeiteloos van het ene continent naar het andere kuierden. Wie beter kijkt, ziet dat er van alles ontbreekt. In werkelijkheid is Capitol Hill versierd met veel meer tierelantijnen, zijn de gevels van Amsterdamse grachtenpanden een stuk gevarieerder, en zit er in de Eiffeltoren
een trap die je tot bijna het allerhoogste puntje brengt. In werkelijkheid. Maar de modellen in Legoland zijn de werkelijkheid niet. Het zijn modellen die met grove pennenstreken de essentie van iconische gebouwen neerzetten. Legoland is de wereld op een dienblad; een overzichtelijk landschap dat een complexe werkelijkheid terugbrengt tot behapbare proporties.
Iedere economieles gaat over de werkelijkheid. Over de wereld om ons heen die zich onophoudelijk aan ons opdringt. En over ons eigen handelen daarin. Wiskundige modellen helpen economen grip te krijgen op deze ogenschijnlijke onontwarbare kluwen van verbanden. Met elegante modellen dringen ze door tot de kern van wat we observeren. Daarbij worden economische verbanden blootgelegd, geholpen door de onverbiddelijke wetten uit de wiskunde. Economen zijn bij uitstek geschoold in het gebruik van abstracte modellen om een complexe realiteit te duiden; modelmatig denken is hun tweede natuur. Ze maken moeiteloos de vertaalslag van observaties naar model. En weer terug. Want een model is de werkelijkheid niet. Hoed u voor de econoom die blijft steken in formules! Hier dient zich de grote opgave van de economieles aan: het aanleren van modelmatig denken. Vanwege hun wiskundige eenvoud zijn economische modellen hyper abstract. Hele werelden worden gevangen in een paar regels wiskunde. Zoals de bewegingen van hemellichamen gehoorzamen aan de wetten van de natuurkunde, zo moet het model van de econoom de bewegingen van de economie omvatten. Maar gaat het in de natuurkunde over zuivere observaties van elementaire bewegingen, een econoom wordt geconfronteerd met de resultante van miljoenen interacties tussen even zovelen vragers en aanbieders, binnen een complex veld van prikkels en instituties. Noodgedwongen veronderstelt een econoom talloze zaken ‘constant’. De eenvoud van zijn model is dan ook schijn; het staat in de schaduw van talloze abstracties.
En zo wordt de kiem gelegd voor het grote gevaar van ‘modelmatig denken’: de verwaarlozing van het denken. Omdat de modellen van een econoom relatief makkelijk op te lossen zijn, slagen velen daarin. Maar wat is de economische betekenis van een modeluitkomst? Welk verband is handen en voeten gegeven? Wat zegt het over ons handelen? Welke observaties ondersteunen de
modeluitkomst? Welke niet? Waarom? Een leerling die een model weet op te lossen zonder economische duiding, mag een voldoende voor het vak wiskunde krijgen, niet voor het vak economie. Een leerling die de economische essentie van een context doorgrondt moet een voldoende scoren voor het vak economie, ook al heeft hij een rekenfout gemaakt. Heen en weer tussen modeluitkomsten en observaties, daar moet het in de economieles over gaan.
Wie de economische literatuur volgt, struikelt over discussies over de relevantie van bepaalde economische modellen. Uitgangspunten en empirische relevantie zijn vaak de bron van prachtige
polemieken. In het vo curriculum economie is er weinig tot geen ruimte voor deze discussies. Dat is geen groot gemis. Er is meer dan voldoende literatuur voorhanden om een solide basis van
economische kennis en vaardigheden neer te zetten; om leerlingen te leren werken met de modellen die keer op keer hun empirische relevantie hebben bewezen; om leerlingen de beginselen van de abstracte macroeconomie bij te brengen. Modelmatig denken biedt juist bij abstractere onderwerpen uitkomst. Aan de docent de schone taak leerlingen de weg te wijzen in het doolhof van wiskundige abstracties en de les te concentreren op de modellen die er toe doen.
We wandelden verder door Microkosmos Legoland en belandden in Egypte. Een torenhoge Toetanchamon stond naast een twee keer zo hoge piramide. Het detailniveau van de farao was verbluffend. Niets ontbrak; het model was allesomvattend. De piramide klopte ook, maar dat vond ik een minder indrukwekkende prestatie. Mijn blik ging van modelpiramide naar modelfarao en ik dacht: iets klopt hier niet.